Visueel een geslaagde voorstelling, maar blijft als totaal niet hangen

★★★☆☆

“Ik nam mij voor deze opera te vrijwaren van alle misbruiken (…) die de Italiaanse opera al zo lang verminken (…).” Een deel van een citaat dat componist Christoph Willibald Gluck optekende als voorwoord bij zijn opera Alceste (1767). Al in 1762 uitte hij zijn kritiek op de Italiaanse opera met Orphée et Eurydice, waarmee hij zijn acties tot het hervormen van de opera inzette. De muziek moest volgens hem focussen op het verhaal en niet op de virtuositeit van de zangers.

Maar het maakte allemaal maar weinig indruk op het Weense publiek; zaten ze wel te wachten op Gluck’s hervormingsstrijd? Marie-Antoinette, Franse koningin-gemaal en oud-studente van Gluck, nodigde hem uit in Parijs en hij zag kans om zijn strijd voort te zetten. Wel moesten er een flink aantal aanpassingen gedaan worden in de partituur van Orphée; het compleet herschrijven van de mannelijke titelrol is wellicht de opvallendste, want was men in heel Europa nog dol op de castraatstem, in Frankrijk werd dit stemtype in de ban gedaan en werd Orpheus geschreven voor de haute-contre, een hoge tenorstem. Ook voegde hij diverse balletten toe, want ja… Frankrijk.

Op deze manier werd het overzichtelijke to-the-point drama een avondvullende avond. En die kregen we ook in Groningen aangeboden door de Nederlandse Reisopera, in een regie van Jennifer Williams, waarbij de choreografie komt van Pim Veulings en de muzikale leiding in handen is van Sascha Goetzel.
Het artistieke team weet, vooral met het decorontwerp van Yoko Seyama en het lichtontwerp van Alex Brok, te zorgen voor een gestileerd, bijna surrealistisch toneelbeeld. De linten en lichteffecten doen hun werk bij het verbeelden van de onderwereld en de ‘Dans van Furiën’ is een lust voor het oog, mede ook door de vijf dansers die de hele voorstelling een prominente rol vervullen om de actie kracht bij te zetten. De personenregie van Williams is doordacht en wordt door zowel de drie solisten als het koor prima neergezet.

Het solistenensemble past goed bij elkaar en in de duetten en het trio gaan de stemmen mooi samen zonder elkaar van het toneel te blazen. Voor deze rollen zijn weliswaar geen grote stemmen nodig, maar wel zangers die weten wat ze doen.
Lucia Martin Carton zet op een bepaalde manier een sprankelende L’Amour neer en geeft met haar verschijning hoop weer. Misschien een ondankbare rol, maar een genot om naar te luisteren.
Kristina Bitenc – die in 2015 de rol van Eurydice ook al gestalte gaf bij de Reisopera, in een productie van Floris Visser – is vocaal gezien rijper geworden en zingt zichzelf nog steeds soepel door deze partij en zet overtuigend een wanhopige vrouw neer die verlangt naar haar geliefde Orpheus.
In 2016 zong Yaroslav Abaimov de rol van Ferrando in Così fan tutte. Ik was destijds niet echt gecharmeerd van zijn zang, maar die mening heb ik inmiddels wel wat bijgesteld. Zijn lyrische tenor kan de zware rol van Orphée prima aan, en Abaimov is een streling voor het oor en zeker een knappe vent om te zien, maar het is niet altijd duidelijk of hij een prachtige kopstem of borststem heeft of een mengvorm gebruikt. Over de gehele linie is het netjes, maar hij blaast je niet van je stoel. Al doet hij zeker zijn best, zeker in zijn aria ‘L’espoir renaît dans mon âme’ aan het eind van de eerste akte.

Het is een goede avond in de prachtige stadsschouwburg van Groningen; Phion speelt helder en volgt samen met Sascha Goetzel de zangers zoals het hoort. Consensus Vocalis zingt en speelt op een niveau dat ik inmiddels gewend ben en werken naar een glorieus eind. Al met al aangenaam vertoeven, maar de voorstelling blijft als gespreksstof niet lang hangen als ik met mijn introducé in de foyer een wijntje drink. Persoonlijk ben ik – net als Wenen in 1762 over de oorspronkelijke versie – maar weinig onder de indruk.

De Reisopera toert nog tot en met 18 mei langs de Nederlandse theaters. Check hier voor de speeldata en aanvangstijden.

Slotapplaus voor ‘Orphée et Eurydice’ in de Stadsschouwburg van Groningen op 23 april 2024.