… even slikken.

Gepubliceerd 15 november 2017

Het was 25 februari 1995, dat ik – ik geloof via de aloude Veronica TV-gids – aan de radio vastgeklonken zat, omdat er opera live werd uitgezonden via Radio 4. Het was mijn eerste volledige uitvoering, die ik op mijn kamertje bij mijn ouders thuis als 15-jarige luisterde. En op cassettebandjes opnam. Piraat die ik was…
Veronica Villarroel, Frank Lopardo en Roberto Frontali in de voornaamste rollen; John Fiore op de bok voor het orkest van de Metropolitan. Vanaf dat moment mijn favoriete opera aller tijden: La traviata van Giuseppe Verdi.

We zijn ruim 22 jaar verder en ik zit na te genieten van de uitvoering van dezelfde opera door de Nederlandse Reisopera die ik zojuist heb gezien in de Leeuwarder Stadsschouwburg De Harmonie, intussen mijn homebase voor dit genre muziek, dat helemaal niet aan het uitsterven is. Nu met Urška Arlič Gololičič als Violetta, Jésus Garcia als Alfredo en Anthony Michaels-Moore als de oude Germont.

Ja, ik ben aan het nagenieten. Dat geef ik gewoon eerlijk toe. Maar dat is vooral om de voor mij zo herkenbare muziek, het verhaal en alles wat Traviata voor mij Traviata maakt. Met Floris Visser hebben Mansfield en zijn Reisopera goud in handen: een regie om door een ringetje te halen. Hier en daar gewaagde keuzes, ok. Enkele onbegrijpelijke keuzes, ok, maar deze worden gauw goed gemaakt door een vindingrijkheid waar je “U” tegen zegt. Een personenregie waar over nagedacht is (al zijn het hier en daar de zangers die de diepgang niet opzoeken of niet vinden…). Een decor die de gulden middenweg vindt tussen een conventionele en een moderne uitvoering. Het Scapino Ballet als aangename aanvulling op de feestscène bij Flora thuis.

Qua zang zit het over het algemeen wel goed. Al lijkt het alsof vooral de hoofdrollen moeten opwarmen. Op zich niet erg, maar als ze daar tot het eind tweede akte voor nodig hebben, begint het redelijk ongeloofwaardig te worden.
Gololičič is een degelijke Violetta. Geen vergelijkingen zoeken met grote namen als Scotto en Sutherland. Gewoon niet doen. Gololičič is Gololičič. Haar coloraturen zitten in principe op haar stem, maar haar hoge Es moet van ver komen. Gaandeweg de opera gaat ze comfortabeler in haar stem zitten en werkt ze niet meer zo hard. Haar ‘Alfredo, di questo core’ en ‘Addio del passato’ zijn ontroerend, maar geen kippenvel…
Voor Garcia en Michaels-Moore geldt eigenlijk hetzelfde. Nergens echt kippenvel; vanaf het ingrijpen van de oude Germont in de tweede akte komen ook zij pas daar waar ze wellicht meteen hadden willen of moeten zijn. Garcia is mij echter te licht en heeft soms moeite met zijn verstaanbaarheid: hij komt op cruciale momenten niet boven het fantastisch spelend Gelders Orkest uit. Michaels-Moore is op zijn retour. Jammer, al hoor je wel dat zijn cv te groot is voor een zaal als De Harmonie.
De bijrollen zijn bijna perfect gecast: de Flora van Hanna-Liisa Kirchin springt er voor mij echter bovenuit. Oh… samen met Eddie Wade als de baron.

Koor en orkest zingen en spelen top of the bill. Zal ik helemaal niets van zeggen. Maar dat brengt me dan wel op de grootste stoorfactor van deze productie: Ilyich Rivas. Ik weet niet waar hij met z’n gedachten was en welke voorstudies hij voor deze opera heeft gedaan, maar het klonk gewoon niet Verdi. Die heb ik in mijn hoofd naar voren moeten halen, want ik hoorde de grote maestro simpelweg niet door Rivas’ voor mij onbegrijpelijke interpretatie van deze geweldige partituur… Niet te volgen keuzes in tempi en tempowisselingen. Het ogenschijnlijk niet volgen van de zangers, maar zijn eigen koers blijven varen. Solisten, koor en orkest hadden het evengoed zonder hem af gekund.

Toch een Traviata die voor het ongeoefende oog en oor een ware ervaring is. Goed in het gehoor liggende muziek (viva Verdi!), visueel een plaatje (Dieuweke van Reij, decorontwerp). Lettend op de details (vooral de keuzes van Rivas) wordt het even slikken…

Urška Arlič Gololičič haalt haar succes in Stadsschouwburg De Harmonie