Marina Rebeka schittert als Anna Bolena

★ ★ ★ ★ ☆

Gepubliceerd 28 mei 2022

Om eerlijk te zijn weet ik eigenijk niet zo heel veel van bel canto. Ja, het is acrobatisch, virtuoos, zangers bewegen op het toppen van hun kunnen. Joan Sutherland, Montserrat Caballé, Marilyn Horne, Mirella Freni, Juan Diego Flórez, Alfredo Kraus, Luciano Pavarotti, Renato Bruson zijn enkele zangers van wie ik denk, dat ze de techniek wel aardig onder de knie hebben en naar wie ik ook nog wel regelmatig luister.
Voor mijn gevoel beslaat de bel canto-periode ook maar een klein deel van de operageschiedenis en kom ik niet verder dan Rossini (1792 – 1868), Donizetti (1797 – 1848) en Bellini (1801 – 1835); een tijdsbestek van een kleine 80 jaar. In Verdi zijn vroege werken mag je dan het een en ander horen aan bel canto, maar dan leeft Rossini nog. Kortom: veel componisten lijken zich er ook niet aan gewaagd te hebben. Of ik ken ze niet…

Het staat als een paal boven water dat sopranen als Sutherland, Caballé en Callas de bel canto in hun tijd (weer) op de kaart hebben gezet, waarna het (gelukkig) repertoire heeft gehouden tot in de tijd van nu. Maar bel canto is niet alleen maar virtuoos zingen, versieringen die soms opgevat worden als zinloze opsmuk; het is veel meer dan dat. De trillers en vibrato’s moeten juist diepgang en inhoud geven aan een emotie of situatie.
En gelukkig leeft de interesse in dit genre bij veel zangers en zangeressen voort. De een heeft er weliswaar wat meer succes mee dan de ander, maar afgelopen 21 mei zag ik in Amsterdam de zangeres die er tegenwoordig misschien wel de grootste triomfen mee viert: Marina Rebeka schittert als Anna Bolena.

Het stond eigenlijk al eerder op het programma, maar Corona gooide roet in het eten. Anders hadden we dit jaar Maria Stuarda kunnen aanschouwen. Nu beginnen we gewoon van voren af aan met Donizetti’s Tudor-trilogie en starten we met Anna Bolena, dan Maria Stuarda (’22 / ’23) om af te sluiten met Roberto Devereux (’23 / ’24).

In de regie van Jetske Mijnssen staat Elisabteth I centraal, feitelijk van wieg tot graf. In Anna Bolena is ze nog een kind, omdat het natuurlijk gaat om het vermeende overspel van Anne Boleyn, echter een list van haar man Henry VIII die een oogje heeft op haar lady-in-waiting Jane Seymour, om zodoende van Boleyn af te komen. Zodra Boleyn haar noodlottig vonnis aanhoort (doodstraf door onthoofding), zal haar dochter Elisabeth als bastaardkind verder door het leven gaan. Toch zal zij haar zuster Mary I in 1558 opvolgen als een van de invloedrijkste Tudor-vorsten in de Engelse geschiedenis.

Terug naar de Nationale Opera, de regie van Mijnssen en de prestaties van koor, orkest en solisten van afgelopen 21 mei.

De start met Anna Bolena belooft wat. Mijnssen weet een fantastische personen-regie neer te zetten en geeft absoluut aandacht aan ieder zijn of haar eigen dramatische ontwikkeling. Het heeft zijn uitwerking op het koor en het publiek en is zonder twijfel geloofwaardig van begin tot eind. Solisten en koor(-leden) staan niet zomaar op het toneel: iedereen staat of zit met een reden op de plek waar ze staan, al of niet een of meerdere karakters centraal zettend. Qua koorscènes is het openingskoor van de tweede akte het indrukwekkendst, waarbij de dames het lot van Anna betreuren, omdat Seymour de nieuwe liefde van de koning is.

De solisten-equipe is er eentje om je vingers bij af te likken. Iedereen weet wat bel canto is en hoe het te brengen en niemand doet aan elkaar onder. Een geloofwaardige koning van Adrian Sâmpetrean als Enrico, een geweldige Smeton van Cecilia Molinari en een fantastische Seymour van Rafaella Lupinacci. Toegegeven: Ismael Jordi blijft hier en daar wat achter en is soms moeilijk te verstaan, maar over het algemeen een acceptabele Percy.
Met kop en schouders torent Marina Rebeka in de titelrol boven alles en iedereen uit. Ze boeit van begin tot eind, weet met haar projectie zelfs als ze met haar rug naar het publiek staat iedereen in de zaal te bereiken en doorleeft haar personage intens van 19.00 tot 23.00 uur. Een imposante verschijning met een indrukwekkende stem en doordachte emoties; haar ‘Al dolce guidami’ (als begin van haar ruim 20 minuten durende finale ultimo) heeft me nog nooit kippenvel bezorgd, maar zij kreeg het voor elkaar. Ik kijk halsreikend uit naar haar Stuarda en Elisabetta de komende seizoenen!

Enrique Mazzola is met recht dé bel canto-specialist van deze tijd. Kundig houdt hij koor, solisten en het Nederlands Kamerorkest bij elkaar, geeft iedereen zijn of haar inzetten aan en geeft zelfs het koor alle ruimte om met recht prachtige prestaties neer te zetten. Hij ademt met iedereen mee, voelt het orkest perfect aan en hoeft nauwelijks bij te sturen. Mazzola is een dirigent die van iedereen het vertrouwen krijgt en het teruggeeft, en dat betaalt zich dubbel en dwars uit!

We zijn nog niet van de bel canto in Nederland af. Gelukkig maar. En met het trio Mijnssen – Mazzola – Rebeka belooft het de komende jaren vuurwerk te worden!

Slotapplaus op 21 mei 2022 in de Amsterdamse Nationale Opera en Ballet

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *